Er zijn een heleboel verhaaltjes over Nellie en Freddie muis. Het eerste verhaaltje is verstoppertje.

Verstoppertje
‘Achter de poot van het bed. Kom er maar achter vandaan Freddie. Ik heb je allang gezien!’ Lachend riep Nellie-muis haar broertje, Freddie.
De familie muis (papa, mama, Nellie en Freddie) woonde al jaren bij meneer en mevrouw Jansen in huis. Ze hadden het er heel erg naar hun zin. Het was een lekker groot huis. En ... er was géén kat! Dat was nog eens mazzel. Want waar kan een muizenfamilie nou beter wonen, dan in een huis zonder kat!
Als meneer en mevrouw Jansen thuis waren, moesten de muizen natuurlijk oppassen dat ze niet werden gezien. Meestal kwamen ze dan alleen 's avonds laat uit hun holletje. Maar nu was het zomer. Meneer en mevrouw Jansen waren met vakantie. De muisjes hadden het huis voor helemaal voor zich alleen. Op dinsdag en vrijdag kwam de buurvrouw even binnen om de planten water te geven. Dan moesten de muizen zich verstoppen. Maar op alle andere dagen konden de ze door het hele huis lopen. Er was toch niemand.
Nellie en Freddie speelden verstoppertje op de bovenverdieping. Daar kwamen ze bijna nooit dus er waren een heleboel nieuwe plekjes, waar ze zich konden verstoppen.
‘Jij bent hem, tot twintig tellen en niet kijken! Ga daar maar in de hoek staan’. Nellie wachtte tot haar broertje met zijn rug naar haar toe stond en rende toen weg om zich te verstoppen. Freddie, die soms een heel klein beetje vals speelde, gluurde stiekem over zijn schouder. Aaah, ze verstopt zich in de pantoffel van mevrouw, dacht hij. Slim bedacht! Het is maar goed dat ik het gezien heb. Anders had ik haar nooit kunnen vinden.
Hé, wat was dat? Het lijkt wel of er iemand aan de deur rammelt. Oei, ja hoor, da's de voordeur. Er komt iemand binnen. En die iemand komt nog naar boven ook. Paniekerig keek Freddie om zich heen. Hij moest zich ergens verstoppen én snel. ‘Nellie, blijf zitten waar je zit. Er komt iemand aan’. Freddie piepte nog gauw een waarschuwing naar zijn zus en schoot toen zelf onder het bed.
‘Leef, alsof het je laatste dag is. Leef ..., pom-pom-pom-tralalala ...’. Zachtjes zingend liep de buurvrouw de trap op. ‘Zo’, zei ze, ‘even gauw die jurk in de kast hangen. De stomerij had hem al klaar. Hij is weer keurig schoon. Oh kijk, er staan nog sloffen in de kamer. Zet ik die meteen ook maar even in de kast. Opgeruimd staat netjes’. De buurvrouw deed de kastdeur open en hing de jurk die ze bij zich had netjes op een hangertje. Toen pakte ze de sloffen.
Freddie hield angstig zijn adem in. Blijf stil zitten, Nellie, dacht hij. Anders ziet ze je.
‘Zo, sloffen in de kast, deurtje dicht en dan is alles écht keurig’. Tevreden keek de buurvrouw om zich heen. ‘Nou, dan ga ik maar snel naar huis terug, de aardappels opzetten’, zei ze. ‘t Is alweer kwart over vijf, de middag is omgevlogen’. De buurvrouw liep de trap weer af. Even later hoorde Freddie de voordeur dichtslaan.
‘Nel, Nellie, ben je daar?’ Luid roepend rende Freddie naar de kast. ‘Ik dacht dat ze me zou zien, Freddie’, riep Nellie opgewonden vanuit de kast. ‘Ze stak haar hand in de slof. Tjeetje, ik schrok me te pletter. Goed dat je me waarschuwde. Ik ben meteen helemaal in de neus van de slof gekropen. En dat was maar goed ook. Haar duim zat nog vlakbij. Ik was hartstikke bang dat ze me zou raken. Kom op, help me even, om die kastdeur open te krijgen. Ik zal duwen, hier aan de binnenkant en dan moet jij proberen of je je poot tussen het kiertje kunt krijgen. Eén, twee ... DRIE!’
Nellie duwde zo hard ze kon. Gelukkig ging de kastdeur niet zwaar. Freddie wrikte zijn poot tussen het kiertje van de deur en hopla, de deur zwaaide open. Blij sprong Nellie naar buiten.
Ze gaf haar broertje een dikke kus en zei: ‘jij hebt stiekem gekeken waar ik me verstopte, Freddie muis! Maar voor deze éne keer zal ik niet boos op je zijn’.