Sneeuwklokjes
‘Zou het echt waar zijn?’ dacht Nellie-muis. Ze zat op het bankje in de tuin en keek naar de sneeuwklokjes. De buurman had gezegd dat de sneeuwklokjes echt gingen luiden. Elke morgen, net nadat de zon was opgegaan. Dat was zo vroeg, dat de muizen het nooit hoorden. Dan sliep iedereen toch nog. Nou ja, behalve de bakker en de krantenmuis. Die waren altijd vroeg op, voor hun werk. Maar die hadden natuurlijk geen tijd om naar de sneeuwklokjes te luisteren. Het was een geheim, had de buurman gezegd. Nellie mocht het niet verder vertellen. De sneeuwklokjes waren verlegen. Als teveel muizen zouden komen luisteren, zouden de sneeuwklokjes stil blijven.
‘Grote muizen mogen niet liegen’, dacht Nellie. ‘Ze zeggen tegen ons altijd dat kinderen niet mogen jokken. Nou, dan mogen ze het zelf natuurlijk ook niet. Dus dan moet het wel waar zijn dat de sneeuwklokjes echt luiden. Dat zou ik wel eens willen horen.’
‘Nellie, kom je binnen? We gaan zo eten’, riep haar moeder vanuit de keuken. ‘Ik kom er aan’, riep Nellie terug. Ze stond op, maar voor ze naar binnen ging, liep ze naar de sneeuwklokjes. Ze bekeek ze heel goed, maar ze zag geen belletje. ‘Zou het écht wel waar zijn?’ dacht ze. ‘Ik weet het niet hoor’.
Ze ging naar binnen en moeder vroeg of ze wilde helpen de tafel te dekken. Dat wilde Nellie wel. Ze wist waar alles stond en hoe ze alles moest neerzetten. Alleen de borden waren moeilijk. Die stonden op de bovenste plank van de kast. Daar kon ze nog niet bij. ‘Pak jij dan even de borden voor me, mama?’ vroeg ze, ‘dan zet ik ze wel neer’. ‘Dank je wel hoor’, zei haar moeder, ‘je bent een goeie hulp’.
's Avonds in bed moest Nellie weer denken aan wat de buurman had gezegd. Ik moet gewoon een keer gaan luisteren, dacht ze. Dan hoor ik het zelf. Ze draaide zich om met beer in haar armen. Ze viel in slaap en werd de volgende morgen pas wakker toen de zon allang op was. Wat jammer, dacht ze, nou ben ik te laat voor de sneeuwklokjes.
‘Mama’, vroeg ze later die dag, ‘papa zet elke avond de wekker, hè. Dan wordt hij op tijd wakker om naar kantoor te gaan’. ‘Dat is zo’, antwoordde haar moeder, ‘waarom vraag je dat?’ ‘Nou, zomaar’, zei Nellie. Ze wilde niet vertellen dat ze de volgende dag heel vroeg op wilde staan omdat ze graag de sneeuwklokjes wilde horen luiden. Dat was haar geheim. ‘Ik wil graag leren hoe dat moet, een wekker zetten’, zei Nellie. ‘Tja’, zei moeder, ‘ik wil het je wel laten zien, maar eigenlijk is dat nog te moeilijk voor je. Dan moet je eerst leren klokkijken’. ‘Oh’, zei Nellie. ‘Maar je kunt toch wel laten zien hoe papa dat doet. Ik weet dat het 7 uur is als papa naar zijn werk moet. Hij zegt altijd dat hij nog bijna slaapt als de wekker gaat, om 7 uur.’ Mama lachte. ‘Dat heb je goed gehoord’, zei ze. Papa moet echt al vroeg weg. Als het nog geen zomer is, is het om 7 uur nog niet eens helemaal licht buiten. ‘Is de zon dan nog niet op?’ vroeg Nellie. ‘Nou, nog maar net’, zei mama. ‘Het is dan nog heel stil overal en dan lijkt het nog wel nacht’. ‘Laat eens zien hoe je dat doet, de wekker zetten?’ vroeg Nellie nog een keer. Mama nam haar mee naar de slaapkamer en liet haar de wekker zien. ‘Kijk’, zei ze. ‘Dit is de wekker Deze grote wijzers zijn de wijzers voor de tijd. De grote voor de uren en de kleine voor de minuten. Daaraan kun je zien hoe laat het is. En dit kleine wijzertje is voor de bel. Dat zet je op de tijd waarop je wakker wilt worden. Kijk, zo staat-ie op de 6. Als het dan 6 uur is, gaat de bel rinkelen en dan wordt papa wakker. Die grote knop, bovenop, die is om de wekker weer uit te zetten.'
Nellie had heel goed opgelet. Ze wist precies hoe mama de wijzers had neergezet. Vrijdagavond pak ik de wekker, dacht ze. Zaterdag hoeft papa toch niet te werken. Dan mist hij de wekker vast niet. Dan zet ik de wekker voor zaterdagmorgen, heel vroeg. Dan kan ik eindelijk de sneeuwklokjes horen luiden!
‘Welterusten mama en papa’, zei Nellie vrijdagavond. Haar moeder kwam haar nog even instoppen. Heel zachtjes om Freddie niet wakker te maken. Die was al een uurtje eerder naar bed gegaan en sliep al. Toen haar moeder weg was, ging Nellie voorzichtig haar bed uit en liep naar de slaapkamer van haar ouders. Ze pakte de wekker en liep weer terug. Ze wist nog precies hoe ze de wijzers moest draaien. Zo moet het goed zijn, dacht ze. Ze legde de wekker onder haar kussen. Anders gaat-ie te hard af, morgen. Dan wordt iedereen wakker. Nellie kroop weer in haar bed. Ze zorgde er voor dat haar beer ook lekker warm onder de dekens lag. ‘Morgen gaan we naar de sneeuwklokjes luisteren, beer’, fluisterde ze. ‘De wekker zal ons op tijd wakker maken’.
‘Tring, tring’. Nellie schrok wakker. Ze keek om zich heen, het was nog een beetje donker. ‘De sneeuwklokjes’, dacht ze, ‘ik ben op tijd wakker om ze te horen luiden’. Ze zette de wekker vlug uit en luisterde. Alles was stil in huis. ‘'t Is gelukt, beer’, fluisterde ze blij. ‘'t Is nog heel vroeg en wij zijn wakker! Nu kunnen we naar de sneeuwklokjes gaan luisteren. Ze trok haar pantoffels aan en haar vest. Voorzichtig liep ze door de gang, naar de keuken. Heel zachtjes deed ze de deur open en liep de tuin in. Die leek heel anders, zo 's morgensvroeg. De struiken zagen er een beetje geheimzinnig uit en overal hoorde ze vogels zingen. Dat hoorde ze overdag nooit zo goed. Bij de sneeuwklokjes knielde ze neer. ‘Hoor je dat, beer?’ vroeg ze, ‘ze luiden echt’. Heel stil lag ze te luisteren naar de sneeuwklokjes. Toen ze het een beetje koud kreeg stond ze op. Ze liep met beer terug naar haar kamer en kroop weer in haar lekkere warme bed. ‘Goed hè, van de buurman’, zei ze tegen beer, ‘om me dat geheim te vertellen. Ik ga vanmiddag naar hem toe en dan zal ik hem zeggen dat ik de sneeuwklokjes heb horen luiden. Echt waar!’ Ze draaide zich om en met beer in haar armen viel ze in slaap, tot haar moeder haar wakker maakte voor het ontbijt.