Kermis
‘Toe nou, Nel, doe nou niet zo flauw. We kunnen toch gewoon in het voorvak van de tas klimmen en meegaan, naar de kermis. Da's toch helemaal niet gevaarlijk. We gaan zo vaak mee in het voorvak van de tas. Naar de supermarkt of naar de bakker. Toe nou Nellie, ach, aaach ...’
Smekend keek Freddie muis zijn zus aan. Er was kermis in het dorp. Freddie had meneer en mevrouw erover horen praten, bij het ontbijt. Ze hadden afgesproken dat ze die avond naar de kermis zouden gaan. Freddie had met grote oren zitten luisteren. Kermis! Daar was hij nog nooit geweest maar hij had er wel verhalen over gehoord. En hij wilde al die dingen zo graag een keertje zien. De draaimolen en de octopus en de botsauto'tjes. Het leek hem prachtig, allemaal. En misschien zouden ze wel een stukje suikerspin vinden. Of een stuk van een kaneelstok. Het water liep al in zijn mond als hij er alleen maar aan dacht.
‘Alsjeblieft Nellie, dan zal ik morgen voor je afdrogen. Toe nou’. Hij vroeg het met zijn liefste stem.
‘Jeetje, Freddie, hou' nou eens op met zeuren. We kunnen wel in het voorvak van de tas klimmen, maar dan komen we nooit op de kermis, hoor. Als meneer en mevrouw naar de kermis gaan, nemen ze toch geen boodschappentas mee. Mevrouw zal wel haar rode handtas meenemen. Maar die is te klein voor ons. Daar kunnen we ons niet in verstoppen’. Nadenkend streek Nellie muis langs haar snorharen. Ze wilde ook best graag naar de kermis. Het was al heel lang geleden dat ze daar geweest was. Samen met haar vader en moeder. Freddie was toen nog niet geboren. Ze wist nog precies hoe mooi het allemaal was. Het was druk geweest op de kermis en het had er heel lekker geroken. Naar allerlei heerlijke dingen.
‘Misschien kunnen we ons in de capuchon van mevrouws' jas verstoppen’, zei ze. ‘Maar dan moeten we wel heel erg stil zitten, anders voelt ze ons’. ‘Oh, ja, goed idee’, riep Freddie enthousiast. ‘Zullen we meteen naar boven klimmen? Er is nu toch niemand in de gang’. Zonder op antwoord te wachten, rende Freddie al naar de kapstok. Hij klom snel naar boven en sprong in de capuchon. ‘Hartstikke mooi plekkie, Nel’, riep hij, ‘'t is een lekkere diepe capuchon. Ze zien ons nooit’. Nellie keek nog even goed om zich heen, voor de zekerheid en rende toen ook snel de gang door. Roetssj, langs de kapstok naar boven en hopla, daar zat ze ook in de capuchon. ‘Nu echt heel stil zijn, hoor, Freddie. Mevrouw mag echt niet merken dat we in haar capuchon zitten.
Even later kwamen meneer en mevrouw de gang inlopen. Ze pakten hun jassen en trokken ze aan. Nellie en Freddie hielden zich muisstil. Mevrouw merkte niet dat ze twee muisjes in haar capuchon had. Ze gaf meneer een arm en samen gingen ze de deur uit. ‘Als we nou eerst poffertjes gaan eten’, zei meneer, ‘dan lopen we daarna een rondje over de kermis. Als we alles gezien hebben, drinken we nog een kopje koffie bij café 'Ome Klaas' en dan gaan we weer naar huis’. ‘Gezellig’, knikte mevrouw, ‘poffertjes met dik poedersuiker en een klontje boter, lekker hoor!’
‘In de poffertjeskraam hing meneer de jassen keurig aan de kapstok. Nellie en Freddie keken voorzichtig over de rand van de capuchon. Het was heel druk in de poffertjeskraam maar niemand lette op de jassen. ‘Kijk, Freddie, we zitten vlak bij de keuken. Kijk, daar staan bordjes waar nog poffertjes opliggen. Als we vlug zijn kunnen we die er wel afhalen en naar de hoek slepen. Dan eten wij ook lekker poffertjes’. Snel klommen Nellie en Freddie naar beneden. Het was zo druk in de poffertjeskraam dat de vuile bordjes op stapels op de grond werden gezet. Tijd om af te wassen, was er niet. Van de laagste stapel pakten Nellie en Freddie elk een poffertje. In een stil hoekje, aten ze hun poffertje lekker op. Toen klommen ze vliegensvlug weer langs de jassen naar boven en verstopten zich weer in de capuchon.
Meneer en mevrouw betaalden, trokken hun jas weer aan en liepen de kermis op. ‘In al die enge dingen, die over de kop gaan, ga ik niet hoor’, griezelde mevrouw. ‘Maar ik wil wel een keertje in het reuzenrad. Ga je mee?’ Meneer knikte en ze gingen in de rij voor de kassa staan.
In het reuzenrad. Freddie vergat bijna dat hij stil moest blijven zitten. Hij had wel willen dansen van plezier. Toen ze in het reuzenrad zaten, keken Nellie en Freddie heel voorzichtig over de rand van de capuchon. Wat gingen ze hoog! Freddie werd er een beetje duizelig van.
Na het reuzenrad gingen meneer en mevrouw ook nog in de botsauto'tjes en in de octopus. Nellie en Freddie, in de capuchon, gingen natuurlijk mee.
‘Hè, hè, ik ben blij dat ze nu koffie gaan drinken’, zei Nellie, ‘die octopus is leuk maar ik werd ook wel een beetje misselijk’. Freddie zei niks, hij had het gevoel dat zijn maag tussen zijn oren zat. ‘Ik klim naar beneden, Fred’, zei Nellie, ‘ik zie allemaal lekkere dingen liggen. Stukken koek en zelfs een stuk van een suikerspin. Kom je ook?’ Freddie zei nog steeds niks, hij schudde alleen zijn hoofd.
‘Ik neem wel een stukje voor je mee, straks lust je het wel weer’, troostte zijn zus hem, ‘ik werd ook misselijk toen ik voor de eerste keer meeging naar de kermis’.