Het begin
Hé Joyce’ riep Maaike ‘kijk nou effe! Ik had nooit gedacht dat tante Ellen zoveel van die gekke sloffen zou hebben. Da’s toch helemaal niks voor haar. Ik vind ze gewoon een beetje eng. Ze zijn zo echt. Meestal zijn het van die nepdingen, maar deze zijn anders. Moet je zien, deze bijvoorbeeld, deze lijken écht op Caruso, de grote rode kater van tante Ellen.’ ‘Mmmm’ mompelde Joyce. Ze hoorde niet goed wat Maaike zei. Ze was met haar gedachten bij het fotoboek dat op haar schoot lag. Vet joh, die foto’s van vroeger’ lachte ze ‘Kijk jouw moeder staat er op, maar dan heel jong. Ze ziet er gaaf uit. En je opa en oma, ook nog heel jong. Eigenlijk zijn ze nu niet zo heel veel anders, alleen wat ouder. Oh, en kijk, je vader in zijn soldatenuniform, niet te geloven, wat een melkmuiltje. ‘Luister je eigenlijk wel?’ vroeg Maaike een beetje geïrriteerd. ‘Kijk nou eens naar deze gekke sloffen. Ik heb nog nooit gezien dat tante Ellen zulke sloffen droeg. Er is iets raars mee.Ik krijg er de rillingen van!’ Joyce stond op om naar Maaike te lopen, die in een hoekje van de grote zolder van het huis van tante Ellen zat. Joyce had zelf vlakbij de zoldertrap een grote kist met foto-albums gevonden. Toen ze eenmaal begonnen was erin te bladeren, kon ze niet meer ophouden. Ze was met alle boeken naast de trap neergeploft.
De meiden waren met de moeder van Maaike meegegaan naar het huis van tante Ellen (de zus van Maaike’s moeder). Maaike’s moeder ging daar de planten water geven en de post ophalen. Tante Ellen was namelijk onverwacht op vakantie gegaan.
Hoofdstuk 2.
De meiden gaan terug naar de zolder en maken kennis met Pascal
Nou krijg ik weer dat gekke gevoel’ zei Maaike terwijl ze de zolder op ging. ‘Net of er iemand naar ons kijkt.’ Joyce was achter haar aan gekomen. De meiden stonden bij de zoldertrap en keken om zich heen. ‘Donker is het hier’ zei Joyce. Ze voelde zich niet op haar gemak. ‘De vorige keer was het hier toch niet zo donker?’ vroeg ze.'k Weenie’ zei Maaike ‘het komt misschien wel door die gordijnen, die houden al het zonlicht tegen.’ Ze was doorgelopen naar de hoek waar ze de gekke sloffen had gevonden. Joyce kwam achter haar aan. ‘Je hebt gelijk, Maaik’ zei ze‘ dit zijn echt rare sloffen. Zulke heb ik nog nooit in een winkel gezien.’ ‘Is er ergens een lichtknopje?’ vroeg Maaike. ‘Het is hier zo donker. Een beetje licht zou handig zijn.’ ‘Geen idee’ antwoordde Joyce ‘ik ken dit huis niet hoor.’ ‘Ik wel natuurlijk’ zei Maaike ‘maar ik was nog nooit op de zolder geweest. Tante Ellen zei altijd dat ze daar alleen maar ouwe troep had staan.’ ‘Oh, kijk, een kaars’ zei Joyce ‘die kunnen we wel aansteken, dan hebben we in ieder geval een beetje licht.’ ‘Moeten we wel eerst lucifers hebben’ bromde Maaike. ‘Shit, ja’ zei Joyce. ‘Wacht even, ik loop naar beneden en kijk in de keukenla of daar misschien lucifers liggen.’ ‘Oké’ zei Maaike. Terwijl Joyce naar beneden ging bekeek Maaike de sloffen van dichtbij. ‘Ik weet niet wie deze sloffen gemaakt heeft’ mompelde ze in zichzelf ‘maar het is iemand die Caruso heel goed heeft bekeken. Ze lijken echt sprekend.’ Joyce kwam de trap weer op. ‘Hebbes’ riep ze ‘een hele doos, vangen.’ Maaike ving de lucifers en stak er één aan. Ze hield hem bij de kaars tot die begon te branden.
‘Moet je nou kijken’ fluisterde ze stomverbaasd, ‘er zit een mannetje in die vlam.’
‘Geintje zeker’ zei Joyce, terwijl ze dichterbij kwam.
'Helemaal niet’ zei Maaike, ‘kijk maar.’
Het recept voor de toverdrank
Gudde zei dat wij de ingrediënten voor het spoelmiddel bij elkaar moeten zoeken. Zij wil het moeras niet langer uit dan nodig is’ ging Maaike onverstoorbaar verder. ‘Als we alles hebben, moeten we een bepaald woord uitspreken. Gudde komt dan naar ons toe, om het spoelmiddel te maken en Caruso ermee te behandelen. Het woord heeft ze niet aan mij, maar aan Caruso verteld.’ ‘Wanneer krijgen we die instructies van Gudde?’ vroeg Joyce, die het wachten een beetje zat begon te worden. ‘Ik hoop dat het niet te lang duurt voor we weten wat we moeten doen. Als ik Caruso goed begrepen heb, net, hebben we niet zoveel tijd meer.’ ‘Tja’ zei Caruso, ‘Gudde zei dat ze de samenstelling van het spoelmiddel niet goed meer wist. Het is per slot van rekening al een hele tijd geleden dat ze heeft getoverd, nietwaar? Ze moest dus eerst haar oude boeken raadplegen. Gelukkig heeft ze niet alles weggegooid toen ze in het moeras ging wonen. Die grote kat van haar, Bart, heeft haar tegengehouden. Een paar echt belangrijke boeken zijn bewaard gebleven.Als ik mijn normale gedaante weer terugheb, zal ik eens met die Bart gaan praten. Het lijkt mij een heel verstandige kat. Misschien wil hij wel een wachtersplaats overnemen, als dat ooit nodig mocht zijn. Het is moeilijk om goede wachters te ...’ ‘Caruso, kijk, daar is Mala’ onderbrak Maaike hem. ‘Ze heeft een koker aan haar poot. Wedden dat daar de instructies van Gudde in zitten?’ Mala landde, een beetje onhandig, vanwege de grote koker aan haar poot, en hipte dichterbij. Toen Maaike naar haar toe liep om de koker los te maken, fladderde Mala onrustig met haar vleugels maar ze bleef toch zitten. ‘Laat je mijn haar met rust, Mala?’ vroeg Maaike, half grappend en half ongerust. ‘t Had flink pijn gedaan toen Mala hele plukken van haar haar had uitgetrokken, toen ze de bij de hut van Gudde waren. Maaike maakte de koker los en meteen vloog Mala op. Ze kraste luid, vloog één keer rond en verdween. Snel was ze niet meer dan een zwarte stip in de lucht. ‘Open maken, Maaik’ riep Joyce vanuit de kristallen bol. ‘Ik ben ontzettend nieuwsgierig naar wat er in die koker zit.’ Maaike peuterde de koker open en haalde er een brief uit. ‘'t Is een soort recept’ mompelde ze. ‘Stil iedereen, dan lees ik het voor.’ ‘Ingrediënten voor de vloeistof die toverspreuken af wast’ las ze. ‘Nodig zijn: een liter helder water uit beek of bron.’ ‘Een hele liter’ kon Pascal niet nalaten te plagen. ‘Caruso, je mag wel een zwemvest gaan kopen, in een liter water kun jij makkelijk verdrinken, hoor.’ ‘Kop dicht, mafferik’ gromde Caruso ‘lees verder Maaike.’ ‘Een dozijn eikenbladeren, twee dennennaalden, de bladeren van het kruid met de koningsmond, vier draden van een spinnenweb, één bloem van het kruid dat nooit uit je gedachten gaat, één lepel zout, twee keutels van een chilka, het zaad van het vuurkruid en de wortels van het kruid dat met rust gelaten wil worden’ las Maaike.
‘Aardig boodschappenlijstje’ zei Tsrra, ‘aan één ding kan ik jullie in ieder geval heel snel helpen.’ ‘Het mogen toch wel oude keutels zijn, hè’ vroeg Ellen. Chilka's zijn prachtige dieren, maar hun poep stinkt echt vreselijk. ‘Nou zeg’ zei Tsrra verontwaardigd ‘jouw eigen keutels ruiken ook niet echt naar viooltjes hoor.’
‘Er staan ook een paar rare dingen in’ hoorden ze Joyce vanuit de bol zeggen. ‘Kijk, die dingen als zout, eikenbladeren en dennennaalden, da's geen probleem. Maar wat is het kruid met een koningsmond? Zo zijn er nog een paar dingen waarvan ik niet weet wat Gudde daarmee bedoelt.’