top of page

De was

‘Zo, dat is een hele berg wasgoed. Daar ben ik wel even mee bezig’, zei de wasPiet. ‘Maar dan zien de mutsen er weer uit als nieuw. En dat is nu extra belangrijk. Door corona werkt Sinterklaas wat vaker vanuit huis, dit jaar. Hij ziet de Pieten nu dus bijna elke dag. Ze moeten er super netjes uit zien.’

Fluitend pakte Piet de wasmand en ging aan het werk. Gelukkig was er een grote wasmachine in het huis van Sinterklaas. Alle mutsen konden er in één keer in. Niet te heet wassen, dat is niet goed voor de kleuren, dacht Piet. Hij zette machine aan en keek op zijn horloge. Over 3 kwartier kan ik alles ophangen, dacht hij. Dan zijn er voor alle Pieten weer schone mutsen in voorraad.

Piet liep naar de cadeautjeskamer om de andere Pieten te helpen met inpakken. Na een uur liep hij terug naar het washok. De was was klaar. Piet deed de deur open en haalde de mutsen er uit. Wat was dat? Het leken wel allemaal poppenmutsen. Hoe kon dat nou? De mutsen waren allemaal gekrompen. Piet werd helemaal wit van de schrik. Hij keek: de wasmachine stond echt op 40 graden. ‘Dan moet de machine kapot zijn’ kreunde hij. ‘Dat dit nou net nu moet gebeuren. Wat een ramp. Het is zo druk voor de Pieten. Ze moeten elke nacht pakjes bezorgen. En die mutsen worden zo gauw vuil. Ze hebben echt schone nodig. Nou eerst maar een monteur bellen om de machine te maken en dan kijken of ik ergens nieuwe mutsen kan kopen.’

Piet zocht een plekje waar hij rustig kon bellen. Hij had geluk, de monteur wilde dezelfde dag nog komen om de wasmachine te maken. Maar nieuwe mutsen kopen, dat was lastiger. Alle winkels die hij belde zeiden hetzelfde: de Pietenmutsen waren uitverkocht. Als ik geen mutsen kan kopen, moet ik kijken of iemand ze kan maken, dacht Piet. Hij begon te lachen. Ik bel gewoon naar oma, dacht hij. Die kan heel goed met een naaimachine overweg. Die heeft zo een hele stapel nieuwe mutsen gemaakt. Zo gezegd zo gedaan. Oma zei dat ze toch niet veel te doen had, nu ze thuis moest blijven door corona. Dus ze vond het een leuke klus om nieuwe Pietenmutsen te maken. Maar dan moest ze wel stof hebben. Oei, da’s waar ook. Stof. Waar moest Piet dat nou weer vandaan halen? En hoeveel dan? Van alle kleuren?

Oma had een goed idee. ‘Koop maar een heleboel witte stof,’ zei ze. ‘Dan maak ik allemaal witte mutsen en dan kan jij ze verven in de kleuren die nodig zijn.’ ‘Slim oma’, zei Piet bewonderend. ‘Je bent een schat!’

Piet was helemaal opgelucht. Nu hoef ik Sinterklaas niet te storen, dacht hij. Die heeft al genoeg aan zijn hoofd. De gekrompen mutsjes gebruik ik wel als poppenkleding en de nieuwe kunnen morgen klaar zijn. Dan kan ik ze daarna verven. Ik geef alle Pieten een nieuwe muts als de mensen van het Sinterklaasjournaal komen om te filmen. Dan zien de Pieten er geweldig uit op televisie.

Welke kleuren zal ik nemen? Piet krabde nadenkend op zijn hoofd. Alle kleuren zijn mooi. Weet je wat? Ik neem ze gewoon allemaal. Hoe meer kleur hoe beter toch? 

Piet kocht de hele voorraad verf van de verbaasde winkelier. Vrolijk reed hij naar huis. Als oma de mutsen af heeft, kan ik ze verven, dacht hij. Sint zal blij zijn. Zoveel vrolijk gekleurde, nieuwe mutsen. Eigenlijk komt het nog goed uit dat de wasmachine kapot ging. Anders had ik geen nieuwe mutsen gemaakt.

Hij keek op zijn telefoon. Hè, ik heb een oproep van oma gemist. Piet parkeerde de auto en belde oma terug. ‘Je kunt ze komen halen hoor’ zei oma. ‘Alle stof is op. Het zijn om precies te zijn 217 nieuwe mutsen geworden.’ ‘Dat heeft u snel gedaan!’ zei Piet bewonderend. ‘Nou, om eerlijk te zijn’, lachte oma, ‘de buurvrouwen hebben geholpen. Ik heb ze op hun erewoord laten beloven dat niets zouden zeggen, tegen helemaal niemand. En toen hebben we met z’n drieën de mutsen gemaakt. Als het er teveel zijn, heb je meteen een voorraadje. Handig toch?’
‘Helemaal goed’, antwoordde Piet. ‘Ik ben net onderweg met de auto. Ik rijd meteen even langs.’ ‘Ik kan je helaas geen kopje koffie aanbieden’, zei oma. ‘Dat komt door die nare corona. We moeten allemaal voorzichtig zijn.’ ‘Dat is heel jammer, ja,’ zei Piet. ‘Zet de mutsen maar bij de voordeur. Dan pak ik ze daar wel weg. En zo gauw het kan, kom ik je lekker knuffelen om je te bedanken.’ ‘Da’s goed’ zei oma. ‘Daar verheug ik me op.’

Met 4 grote tassen vol witte mutsen en een hele voorraad verf, reed Piet naar huis. Morgen meteen beginnen, dacht hij.

Piet had de wekker gezet. Hij wilde zich niet verslapen maar op tijd beginnen met het verven van de mutsen. Hij maakte eerst een grote pan rode verf. Daar legde hij 25 mutsen in. 10 minuten laten intrekken, las hij op de verpakking, en dan een uur laten drogen. ‘Makkie’, lachte hij. Ik ga voortaan alle kleren zelf verven. Het wordt hartstikke mooi.

Een paar uur later had Piet alle 217 mutsen geverfd. Hij had rode, blauwe, groene, gele, paarse en nog veel meer kleuren. Het was een super vrolijk gezicht. Wat zal Sint bij zijn, dacht hij. Ik hoorde dat morgen de fotograaf komt om een foto te maken van hem en de Pieten. Dan ziet hij de nieuwe mutsen van de Pieten voor het eerst. Oh, het wordt vast een supermooie foto!

Piet kon bijna niet slapen, hij was helemaal zenuwachtig. Wat als Sint de nieuwe mutsen niet mooi vindt, piekerde hij. Hij had die avond, toen Sint al naar bed was, de nieuwe mutsen uitgedeeld. ‘Wees er voorzichtig mee’ had hij gezegd. ‘Ze moeten mooi schoon blijven totdat Sint ze gezien heeft. Het is een verrassing voor Sinterklaas.’ De Pieten vonden de nieuwe mutsen mooi. WasPiet had ook echt zijn best gedaan en er ook allemaal nieuwe veren op gemaakt. De mutsen zagen er echt schitterend uit.

‘Wie komt er alle jaren, weer uit Spanje varen ...' De Pieten zongen Sinterklaas uit volle borst toe. ‘Dank, dank’ zei de Sint. Hij keek blij de kamer rond. En hij keek nog een keer. ‘Wat zien jullie er prachtig uit, Pieten’, zei hij. Het lijkt wel een bloementuin binnen, met zoveel mooie kleuren. Trots stapte wasPiet naar voren. ‘Het zijn nieuwe mutsen, Sinterklaas’, zei hij. ‘De wasmachine was kapot en toen waren de mutsen gekrompen en toen heeft oma nieuwe gemaakt en toen …’. ‘Zo, zo,’ zei Sint. ‘Dat moet je me later maar helemaal vertellen, wasPiet. Nu moeten de Pieten naar buiten. De mensen van het Sinterklaasjournaal komen zo. Die willen graag een groepsfoto van alle Pieten. En daarna gaan ze beginnen met de uitzending. Elke avond komen we op de televisie, tot aan mijn verjaardag.'

De Pieten gingen naar buiten. Het was een boel geschreeuw en geduw maar toen stonden ze allemaal keurig opgesteld voor de groepsfoto. ‘Oei, het begint te regenen’, zei één van de Pieten. ‘Ach wat, het is maar een spatje, dat geeft toch niet’ zei een andere Piet, ‘als we op het dak zijn, regent het zo vaak. Echte plensbuien soms. Dan kunnen we ook niet naar binnen. Van die paar spatjes nu worden we amper nat. We blijven gewoon even wachten op de fotograaf. Hij zal zo wel komen.’  Hij was nog niet uitgepraat of het hield op met zachtjes regenen. Er viel een enorme plensbui. ‘Oh wat zonde van de nieuwe mutsen’, jammerde de wasPiet, ‘ze worden helemaal wit.’ Hij keek geschrokken om zich heen. ‘Ze worden helemaal wit??? Hoe kan dat nou?’ De Pieten keken elkaar aan. Het was echt zo, de zo vrolijk gekleurde mutsen werden wit. En dat was het ergste niet; de verf liep naar beneden en drupte in de gezichten van de Pieten. Ineens stonden er gekleurde Pieten met witte mutsen op het bordes. De Pieten stootten elkaar aan. ‘Jij bent knalblauw’ riep er één. ‘Nee, jij dan, jij bent zo geel als een citroentje.’ Ze liepen door elkaar heen om elkaar goed te bekijken.

                                                                           

‘Pieten, wat is dat’ riep Sinterklaas, die er, samen met de fotograaf, aan kwam lopen. Jullie zouden klaar staan voor de groepsfoto. Wat is er gebeurd? Het lijkt wel een mierenhoop. En waar zijn jullie nieuwe mutsen? Waarom hebben jullie nu allemaal een witte muts? Dat is toch helemaal niet leuk voor de foto. Sint keek
eens goed. Zijn mond viel open van verbazing. ‘Jullie mutsen zijn wit maar jullie zelf zijn gekleurd’ riep hij. ‘Wat een mop. Nu heb ik gekleurde Pieten. Ik vind het wel vrolijk. Misschien moeten we het maar zo laten. Wat vind jij, fotograaf?’ ‘Of het zo moet blijven, moet u beslissen, Sint’, zei de fotograaf.’ Maar voor de foto’s zijn al die kleuren een stuk vrolijker!’

bottom of page