Inbreker
‘Fred, Freddie, toe nou...’. Ongeduldig kriebelde Nellie muis met haar staart onder de kin van haar broertje, Freddie.
‘Mmmmm’, kreunde Freddie. Hij draaide zich om en trok zijn deken lekker hoog op, tot aan zijn oren. ‘Nee, niet verder slapen. Wakker worden!’ Nellie kriebelde nog een keer maar toen dat niet hielp schudde ze ongeduldig aan Freddies' schouder. Toen hij, nog helemaal slaperig, eindelijk één oog opendeed begon ze opgewonden tegen hem te fluisteren. ‘Ik hoor iets, in de kamer. Kom op, we moeten gaan kijken. Er is iets niet in orde. Toe nou, als je niet meegaat ga ik alleen hoor. En dan zal ik lekker zeggen dat je een bangerik bent’.
‘Ik bén geen bangerik’. Met een ruk zat Freddie muis rechtop in zijn bed, nu was hij echt klaarwakker. ‘Wie durft te zeggen dat ik een bangerik ben?’ Boos keek hij om zich heen.
‘SSsst’. Nellie keek haar broertje aan en legde een vinger op haar lippen. ‘Stil nou maar, niemand vind je een bangerik. Dat zei ik alleen maar om je goed wakker te maken. Luister nou eens even. Hoor jij dat ook? Er loopt iemand in de kamer. Hij probeert wel heel zachtjes te doen. Maar ik heb het toch gehoord’.
Freddie spitste zijn oren. Zijn snorharen trilden, zo goed probeerde hij te luisteren. ‘Je hebt gelijk, Nel’, zei hij, ‘er is iemand in de kamer. 't Is vast een inbreker’. ‘Hè, wat eng’, griezelde Nellie, ‘een inbreker, denk je dat echt?’ ‘Tuurlijk’, antwoordde Freddie, ‘anders zou-ie het licht toch wel aandoen?’
‘De politie’, zei Nellie, ‘de politie moet gebeld worden. Dan kunnen die de inbreker gevangen nemen’. ‘Hoe wou je dat doen?’ vroeg Freddie. ‘Wij zijn toch veel te klein om op te bellen? En bovendien verstaat de politie ons niet eens’. ‘Nee, gekkie, ik bedoel ook niet dat wij zelf moeten bellen’ lachte Nellie. ‘We moeten de mensen wakker gaan maken. En die moeten dan de politie bellen’.
‘Oh ja’, zei Freddie, ‘even de mensen wakker maken. Joh, dat kan toch helemaal niet. Da's veel te gevaarlijk. Als ze ons zien dan schrikken ze. En dan gaat mevrouw gillen. Dat doen mensen altijd als ze muizen zien’.
‘Tja’, zuchtte Nellie, ‘raar hè, dat mensen altijd zo bang voor ons zijn. Ze zijn toch veel groter dan wij? En we doen toch helemaal niks? Alleen de kruimeltjes van de vloer eten’. ‘Ja, lekker’, zei Freddie, ‘een lekker stukkie kaas. Dat zou ik nou ook wel lusten’.
‘Geen tijd’, zei zijn zus beslist, ‘we moeten nu eerst de mensen wakker maken. Anders heeft die inbreker zo alle dure spulletjes in zijn tas gestopt’.
Heel voorzichtig slopen de twee muisjes door de gang. Ze bleven vlak bij de muur lopen.
Toen ze bij de deur van de woonkamer waren keken ze vlug naar binnen. Ja hoor! Een inbreker. Hij zat in de kast te rommelen. ‘Oh, daarom hoeft-ie geen licht aan te doen’, fluisterde Freddie, ‘hij heeft een zaklantaarn bij zich’. ‘Kom nou maar’. Nellie duwde haar broertje verder. ‘Gauw de trap op, naar de slaapkamer van de mensen’.
Gelukkig stond de deur van de slaapkamer op een kier. Snel glipten Freddie en Nellie naar binnen. ‘Ik klim langs de deken omhoog’, zei Nellie, ‘en dan klim ik verder naar die richel, bij het hoofdeinde van het bed. Vanaf die richel kan ik dan precies mevrouw onder haar neus kietelen, met mijn staart’. Freddie knikte. Hij vond zijn zus ontzettend cool, dat die zomaar op het grote bed durfde klimmen.
‘Pas op! Niet vallen’. Freddie hield zijn adem in. Bijna was zijn zus van de richel gevallen, ze kon zich nog maar net vasthouden. Heel voorzichtig stak Nellie haar staart naar beneden. Nog een klein eindje ... nu raakte ze precies de neus van mevrouw. ‘Hatsjie’, mevrouw niesde en draaide zich om. ‘Hè, bijna’, zuchtte Nellie. Ze liep een stukje verder langs de richel. Weer draaide ze zich om en stak haar staart over de rand van de richel. ‘Ha-a-a-ATSJIE!’. Nellie schoot van de richel af en rende over de deken terug. Hup, vlug naar beneden. Mevrouw ging rechtop in bed zitten. ‘Wat is er aan de hand?’ bromde haar man, die ook wakker geworden was. ‘Ik weet het niet, een pluis ofzo. In ieder geval iets dat verschrikkelijk kriebelde’.
‘Hé, stil eens’, zei haar man, ‘ik hoor wat, beneden. Potverdorie, er is iemand in huis. Ik ga naar beneden, bel jij de politie’. BENG! Ze hoorden de keukendeur dichtslaan. ‘Hij gaat er vandoor’, riep meneer. ‘De lafaard’.
Nellie en Freddie gaven elkaar een high five. ‘Zo, dat regelen ze verder zelf wel’, zei Nellie, ‘wij kunnen weer terug naar ons eigen bed. Vlug maar, voor ze het licht aandoen en ons zien’.
Snel maar stil liepen Nellie en Freddie de trap af en de gang door. Lekker terug naar hun warme bedjes.