Verhuizen
Dikke tranen biggelden over Nellies' wangen.
‘Dag huis’, fluisterde ze, ‘dag lekker holletje achter de trap. Ik zal je missen, hoor’.
‘Kom op, Nel’, zei Freddie. ‘We konden hier niet langer blijven wonen. Dat weet je toch. Als mensen een kat in huis nemen, is het voor ons muizen niks meer gedaan. Tuurlijk, er zijn wel een paar aardige katten. Maar dat zijn er niet zoveel. En deze, dit is wel een ontzettende griezel. Een super engerd. Meteen toen hij in huis kwam, rende hij op ons holletje onder de trap af. Hij rook ons. Ik zag zijn grote, scherpe tanden. Doodeng’.
‘Ja’, snikte Nellie, ‘maar het was zo'n mooi huis. Er waren zoveel plekjes waar we ons konden verstoppen. En de mensen knoeiden zo vaak met lekkere kruimeltjes en stukjes kaas. We konden wel elke avond feestvieren’. Verdrietig keek ze over haar schouder. ‘En zo'n lekker bed krijgen we nergens meer, zo heerlijk warm. Vlakbij de verwarmingsketel’. ‘Ja, daar snuffelde die rotkat ook meteen’, zei Freddie verontwaardigd. ‘Echt, Nellie, we kunnen hier niet blijven. Niet nu die kat hier woont’.
‘Nellie, Freddie, opschieten. Daar komt de verhuisauto’. Freddie trok zijn zus aan haar staart: ‘papa en mama roepen, Nel. Ga nou mee. Anders gaat de auto zonder ons weg’. Nog één keer keek Nellie om. Ze zwaaide nog één keer naar het huis en liep toen achter haar broertje aan.
‘Als de auto zo parkeert, rennen we er naar toe. Eén voor één. En wees voorzichtig! Blijf vlak langs de stoeprand lopen. Als je denkt dat er gevaar is, meteen weghollen tot over de stoep naar een struik kunt rennen’. Vader muis liep zenuwachtig heen en weer. ‘Rustig nou maar’, kalmeerde zijn vrouw hem. ‘Het gaat allemaal wel goed. We weten allemaal wat we moeten doen. Nellie en Freddie doen wel voorzichtig. Ze zijn toch al groot! Als de auto stopt en de chauffeur is naar binnen om een kopje koffie te drinken, ren ik naar de auto. Ik klim in de achterbak en kijk goed rond of alles veilig is en of er een mooi plekje is waar we ons kunnen verstoppen. Dan piep ik drie keer en dan komen jullie. Eerst Nellie, dan Freddie en dan jij, Willem. ‘Nou allemaal klaar staan, daar komt de auto aan’.
Gelukkig ging de chauffeur ook vanochtend een kopje koffie drinken bij meneer en mevrouw Jansen. Dat waren de mensen waar Nellie en Freddie muis, met hun vader en moeder, heel lang hadden gewoond. Maar nu hadden meneer en mevrouw Jansen een poes genomen. Een grote, zwarte met witte sokjes en een wit puntje aan de staart. Helemaal geen nare poes. Voor de mensen was ze heel erg lief. Maar ja, poezen en muizen, dat gaat niet goed samen. Dus Nellie, Freddie en hun vader en moeder konden niet langer in het huis van meneer en mevrouw Jansen blijven wonen. Ze moesten verhuizen.
Ze hadden besloten naar een boerderij te verhuizen. Buiten de stad. ‘Da's ook leuk voor de kinderen’, had moeder-muis gezegd, ‘dan kunnen ze lekker buiten spelen en hoeven ze niet altijd op te passen voor hard-rijdende auto's’. Vader-muis had zich op zijn hoofd gekrabd. ‘Maar hoe komen we dan buiten de stad? Zover kunnen we toch niet lopen? Dit is een héle grote stad, hoor’. ‘We gaan ook niet lopen, we gaan met de auto!’ had moeder-muis gelachen. ‘Mensen verhuizen toch ook altijd met een verhuisauto. Nou, dat kunnen wij ook. Zeker weten!’ Vastberaden had ze met haar hoofd geknikt.
‘Meneer Jansen heeft vroeger bij de firma De Wit gewerkt’, zei ze. ‘De chauffeur van die firma komt nog elke week een kopje koffie drinken bij meneer en mevrouw Jansen. Dus als die chauffeur hier binnen is, kunnen wij stiekem in zijn auto klimmen. Het is zo'n open kleine vrachtauto, het kan gewoon niet mooier! We rijden lekker mee tot we buiten de stad zijn en dan stappen we uit. Misschien moeten we wel een nachtje in het veld slapen voor we een gezellige boerderij vinden. Maar dat geeft niet. Het is zomer en lekker warm weer’.
‘Oh, leuk, kamperen!’ hadden Nellie en Freddie geroepen. Ze vonden het idee om te gaan verhuizen niet meer zo naar nu ze wisten dat ze buiten gingen wonen. En dan ook nog een nachtje kamperen, té gek!’
Alles ging goed. Toen de chauffeur weer in zijn auto stapte zag hij de vier muizen niet. Die zaten veilig en wel weggekropen onder een stuk dekzeil dat in de achterbak van de auto lag.
‘Eens even kijken’, mompelde de chauffeur, ‘nog één adresje in de stad en dan twee in de polder. Mooi ritje, kan ik lekker vroeg thuis zijn, vanmiddag’. Hij stapte in, startte de motor en reed weg.
‘Dag huis’, fluisterde Nellie zachtjes, ‘ik zal je nooit vergeten, hoor!’..